De tijd stilgezet

Het werk van Marlies Appel zag ik voor het eerst heel bewust in het Stedelijk Museum in Amsterdam op de tentoonstelling ‘Op ware grootte’, die Jurrie Poot samenstelde  in 1991.
Haar werk lag op tafels, hing niet aan de muur. Je keek er bovenop, waardoor de afstand tussen de tekeningen en de beschouwer een stuk verkleind werd. Het contact werd intiemer. Je kon daardoor navoelen hoe de kunstenares keek naar haar tekeningen terwijl ze die maakte. Tijdens een eerdere expositie stonden de werken op rekken tegen de muur aan.  Marlies Appel experimenteert voortdurend bij het presenteren van haar werk, dat is duidelijk.

De tafels zijn het meest effectief; ze bereikt ermee wat ze zou willen: de kijker wordt in de tekening getrokken en even lijkt de wereld om je heen te verdwijnen.  Je zou het ook een stilte kunnen noemen die daardoor ontstaat, een vacuüm.
In haar atelier midden in de duinen in Overveen werkt ze gestaag aan haar oeuvre.
Ze tekent op tracing papier, waardoor de sporen van het uitwissen met gum zichtbaar blijven. Er wordt gewerkt aan een precies evenwicht tussen emotie en ratio.
De lijnen lijken in één beweging getrokken, maar door het zichtbare gummen laat ze weten dat het zo helemaal niet gaat, dat er veel twijfel en bedachtzaamheid is. Daardoor ontstaat er een sferische achtergrond, de leegte is zeker niet totaal. In de atmosfeer ligt veel gevoel, zachtheid maar ook beweging en drama.
Woorden die in me opkomen bij het bekijken van haar tekeningen zijn: Intiem, sensueel, verstild, heftig, geconcentreerd, vrouwelijk, confronterend, architectonisch.

In het atelier worden de bronnen voor een deel prijs gegeven in kasten waarin voorwerpen die ze in de loop van de tijd heeft verzameld, bewaard worden. Een balletje, een trechter, een schelp, een zeefje. Je voelt aan de vormen dat die haar inspireren.
Niet zo lang geleden werd ik via een lezing die ze hield voor studenten van ArtEZ hogeschool voor de kunsten, geconfronteerd met een selectie afbeeldingen die Marlies maakte uit de kunsthistorie. Daarbij sprong mijn hart op. Plotseling leek er een toegang te zijn tot haar wereld.
Ze toonde de meest prachtige kunstwerken, vaak van vrouwen in ‘bepaalde’ houdingen van Manet, Spilliaert en Balthus. Ook een stilleven van Zurbaran en Japanse houtsneden werden als een voorbeeld van inspriatie meegenomen in haar verhaal. Vooral de warmte en de kleur van de werken, de schittering ervan, frappeerden mij, als tegenstelling tot de ‘kaalheid’ en bescheidenheid van de uitvoering van de tekeningen van Marlies Appel.
Haar tekeningen deelt ze zelf onder in titels als hangen, vallen, liggen, cirkel, plooi, beweeglijkheid en inderdaad zie je al deze houdingen en bewegingen in de getoonde werken terugkomen.

Zo werkt ze stil aan een oeuvre dat zijn wortels heeft in de kunstgeschiedenis, maar ook in de wereld om haar heen. Ze neemt houdingen waar, ze verzamelt schijnbaar zinloze voorwerpjes, en voegt daar haar persoonlijke, heel eigen gevoel over het leven aan toe.
Het is zo intiem dat een gepaste afstand gewaarborgd moet worden. Het is dan ook een eer om toegelaten te worden tot haar atelier en daarmee tot haar bronnen. 


Anneke Oele, mei 2013

 

Inga Kondeyne, Berlin

Marlies Appel, Jg. 1945, aus Overveen (NL) in der Nähe von Haarlem, nimmt eine herausragende Position unter den Zeichnern und Zeichnerinnen der Niederlande ein. In ihrem Atelier abseits des hektischen Stadtlebens erarbeitete sie sich im vergangenen Jahr einen weiteren wichtigen Zeichnungsblock. Dieser wird sich jetzt, anlässlich der ersten Ausstellung 2012, an den Wänden in den neuen Räumen der Galerie ausbreiten. Marlies Appel bevorzugt weiterhin Transparentpapiere, auf denen ihr weicher Bleistift, ihre Hände und ihr Radiergummi zahllose Spuren hinterlassen. Grau changierende Hintergründe, ohne Kennzeichnung von Räumen, umhüllen ihre vereinzelten, grazilen weiblichen Körper. Diese sind jetzt zu Figurinen mutiert.Marlies Appel verwebt ihre Figurinen drastischer als bisher mit strengen architektonischen Strichgebilden. Beide geraten zusammen in Schwingung. Die Zeichnerin beginnt oft mit einer Linie, auf die sie meditierend, immer abstrakter werdend reagiert. Ihr formender, fast plastisch wirkender Strich bringt “Madonnen” (mit und ohne Kopf) hervor. Diese bekrönen versonnen die Zeichnungen der Künstlerin, oder sie verstricken sich auf wundersame Weise im architektonischen, linearen Skelett der Blätter. Doppeldeutig, mit feiner Ironie, führt uns Marlies Appel und sich selbst mit ihren Linienführungen in zeichnerische Fantasiewelten. 

 

Inga Kondeyne, 2012

 

Appearance

Throughout the process of drawing Marlies Appel superimposes forms and shapes, in her search for the right line, the right shape. This careful and steadfast process often culminates in an image of a female figure that sits, lies or leans; that stands upright or falls down. When one looks closer at these figures and the architectural constructions in which they are often intertwined, it becomes obvious that Marlies Appel does not pursue realism. An arm that flips, a table that has no legs yet supports the figure that sits on it, the shifts in perspective within one single image: such ‘impossibilities’ are the stuff of Marlies Appel’s drawings. They manage to unite what is experienced through the body with a an abstract pictorial construction.

One drawing depicts a female figure leaning over a curved line that supports her body from knee to upper arm. The curved line and body contour together form a graceful shape in which two opposed forces: pressing down and lifting up, are merged. Only a few lines suffice for Marlies Appel to give a sense of the weight of this female figure lying languid with leg and arm reaching for the ground. On the one hand there is complete surrender to the laws of gravitation. On the other hand there is a single thin line that keeps the figure as a whole in balance.  This tension between bodily sensation and abstract pictorial construction seems to sum up the essence of the drawing.

Abstract use of the line co-exists with concrete physical portrayal. In each drawing these two levels interact and seem to enhance each other. For instance in the drawing depicting a female figure seen from the back. From her body, lines swerve horizontally into space and tight to her body they form a shape that resembles a skirt. One can feel the tension in these lines. Next they turn behind the figure and form a shell-like shape. With this shape a surprising thing happens. By pressing into the horizontal stripes it enforces depth in the drawing. Moreover, it sets the image in motion because the lines circling around the body give it a leftward swing. In fact, this tranquil and sober drawing is all movement: upward, to the left, to the right and forward, deep into space.

The search for the right line and the right shape can be felt in the background as strongly as in the figure. Lines have been erased and recreated, over and over. What results is a field of barely visible shades of grey that envelop the figure. It creates a sfumato that is characteristic of the drawings of Marlies Appel. It is here in this delicate haze that lines and shapes that are no longer visible as it were echo through the final image. The search for the right line is as much a search for resonance. In the final image, the drawing as we see it, Marlies Appel has found the right resonance – resonance between that which is constructed and that which has been experienced.

 

Dineke Blom, april 2008

 

Verschijnen

Al tekenend stapelt Marlies Appel vorm op vorm. Het is een minutieus proces van zoeken naar de juiste lijn, de juiste vorm. De uitkomst is vaak een vrouwfiguur die zit, ligt, hangt, staat of valt. Wanneer je deze figuren en de architectonische vormen waarin ze vaak verweven zijn bekijkt, wordt meteen duidelijk dat Marlies Appel geen realisme nastreeft. Je ziet een arm die omklapt, een tafel zonder poten die zo te zien toch steun geeft aan de vrouw die erop zit ,wisselend perspectief binnen één tekening enz. Het ‘kan niet’ maar juist vanuit dit soort onmogelijkheden raakt Marlies Appel aan iets wezenlijks.

In een tekening hangt een vrouw over een curve die haar zo ongeveer van bovenarm tot knie draagt. De curve vormt samen met de contour van het vrouwenlichaam één sierlijke vorm waarin twee tegengestelde krachten, hangen en dragen, zijn samengesmolten. Marlies Appel heeft maar een paar lijnen nodig om je te laten voelen dat het lichaam zwaar is, met ledematen die loom en lang naar de grond reiken. De kracht van deze tekening is ook dat overgave aan de zwaartekracht wordt gekoppeld aan de zekerheid dat het geheel blijft staan op een dun lijntje dat zich naar beneden de ruimte in boort.

Abstracte lijnvoering gaat samen met lichamelijkheid. In iedere tekening werken deze twee niveaus op elkaar in en lijken elkaar te versterken. Zoals in de tekening waarop we een vrouw op de rug zien. Om haar lichaam lopen lijnen die zich deels vormen tot een rok. De rok zit strak om het lichaam, die spanning vóel je in de lijnen. Dan draaien de lijnen achter de figuur langs en monden uit in een schelpachtige vorm. Met die vorm gebeurt weer iets verrassends. Hij versterkt de diepte in de tekening, maakt als het ware een deukje in de horizontale strepen. Bovendien zetten deze lijnen rondom het lichaam een beweging op gang, een draaiing naar links. Eigenlijk is alles beweging in deze verstilde, sobere tekening: naar boven, naar links, naar rechts en naar voren, de diepte in.

Het zoeken naar de juiste lijn, de juiste vorm voel je ook in de achtergrond. Lijnen zijn uitgegumd en opnieuw geplaatst. Rond de tekening ontstaat door dit proces van wikken en wegen een nevel van grijstonen. Ze geven de tekening een sfumato karakter. In deze nevel vermoed je dat tekening op tekening is gestapeld, onzichtbaar, alleen een vermoeden van vormen die zochten naar resonantie. In het uiteindelijke beeld is die resonantie gevonden. Resonantie tussen “het beleefde” en “het gemaakte”. Pas dan is voor Marlies Appel de tekening af.

 

Dineke Blom, april 2008

 

Inga Kondeyne, Berlin

Marlies Appel, aus Overveen (NL) ist eine der herausragenden Zeichner/innen der Niederlande. Einen weiteren wichtigen Zeichnungsblock erarbeitete sie sich in ihrem Atelier abseits des hektischen Stadtlebens im vergangenen Jahr. Dieser wird sich jetzt, anlässlich der ersten  Ausstellung 2012, an den Wänden in den neuen Räumen der Galerie am Savignyplatz optisch ausbreiten.

Marlies Appel bevorzugt weiterhin Transparentpapiere, auf denen ihr weicher Bleistift, ihre Hände und ihr Radiergummi zahllose Spuren hinterlassen. Grau changierende Hintergründe, ohne Kennzeichnung von Räumen, umhüllen ihre vereinzelten, grazilen weibliche Körper. Diese sind jetzt zu Figurinen mutiert. Marlies Appel verwebt ihre Figurinen drastischer mit strengen architektonischen Strichgebilden. Beide geraten zusammen in Schwingung. Die Zeichnerin beginnt oft mit einer Linie, auf die sie meditierend, immer abstrakter werdend reagiert. Ihr formender, fast plastisch wirkender Strich bringt ‚Madonnen’ (mit und ohne Kopf) hervor. Diese bekrönen ihre Zeichnungen oder sie verstricken sich auf wundersame Weise im architektonisch, linearen Skelett der Blätter. Doppeldeutig, mit feiner Ironie, führt sie uns und sich selbst mit ihren Linienführungen in zeichnerische Phantasiewelten

 

Inga Kondeyne, 2012

 

Joanne Dijkman op galeries.nl

De ingetogen tekeningen van Marlies Appel (1945) bevatten zowel een stille eenvoud als een sublieme kracht. De verfijnde, witte lijntekening contrasteert met de monochrome achtergrond en heeft tevens iets mysterieus omdat de voorstelling niet eenduidig is. Vervreemding, vervorming en transformatie kenmerken haar tekeningen. Zowel vrouwfiguren als architectonische constructies muteren tot hun uiteindelijke, definitieve vorm die zich fixeert op het bijna transparante papier. Dikwijls zijn de sporen van deze metamorfosen nog zichtbaar in eerdere -deels uitgegumde- lijnen, waardoor een tipje van de sluier wordt opgelicht en het proces van transformatie zich voor ons ontvouwt.

 

Joanne Dijkman, 2012

 

Ruth Loos op galeries.nl

Tekenen. Een lijn die een figuur, haar attributen en een stuk van haar ‘bemeubelde’ omgeving verkent. Een tengere, accurate lijn met een eigen logica. Naast Newtons en Einsteins theorieën zijn er nog andere visies op de zwaartekracht, grafisch-artistieke. De vrouwenfiguren van Marlies Appel, positioneren zich niet willekeurig in het beeldvlak, en worden niet in eender welk perspectief geportretteerd. Ze leven in verschillende perspectieven. In extraverte en intraverte poses. In meerdere van de tekeningen zie je vrouwenfiguren zweven, liggen, hangen, dansen, slapen, denken, dromen, verlangen – niet als object maar als zelfstandig subject.

Of de vrouwenfiguur nu deels of volledig in beeld is, we vangen in de momentopname van de tekening slechts een glimp van haar op. Sensueel is ze alleszins, in haar alledaagse en onalledaagse handelen. Het universum dat zij bewoont of dat met haar gecreëerd wordt, is niet eenduidig.

Op vormelijk vlak geven (suggesties van) kledij en meubilair, volledig omlijnd of deels, aanleiding om textuur en structuur te brengen. Het leidt tot grote vlakindelingen of kleinere onderdelen die met hun strakke of golvende lijntjes het wit van het blad ritmeren. De lijn is aanzet tot een binnen of een buiten. De lijn vertelt over de omgeving van het hoofdpersonnage en over haar zelf. Over, ik citeer, en selecteer daarmee, enkele regels uit de mooie tekst van Appels: “Vrouwen, met haar als bloemkolen; Vrouwen, van bovenaf gezien; Vrouwen, die op elkaar vallen; Vrouwen, die de maat aangeven; Vrouwen, die lopen als kamelen; Vrouwen, bedolven onder Piero della Francesca; Vrouwen, die jongleren met getekende ballen; Vrouwen, die tegen een lijn leunen; Vrouwen, op de rand van de maan; Vrouwen, met gevlochten hoofden; Vrouwen, die op Sint Sebastiaan lijken; Vrouwen, die net gehinkeld hebben.” De tekeningen van Marlies Appel vragen meer dan terecht tijd, tijd om te kijken, om te lezen. Om de tekening en het afgebeelde vormelijk en inhoudelijk te verkennen. Ze zijn schoon, de vrouwen van Appel. Ze leven.

 

Ruth Loos, 2009

 

Marlies Appel (Espace)

In de tekeningen van Marlies Appel verschijnen sinds enige jaren vrouwen, niets dan vrouwen zelfs. Daar steekt echter iets anders achter dan de rappe geest zo graag van zoiets denkt. Geen erotiek dus, althans niet als inspiratie, en geen raadsel vrouw. Maar andere raadselen, zo bemerkt de beschouwer allengs, zijn er genoeg. Waar het oog dacht te stuiten op een abstracte vorm kan ook een deel van een lichaam worden gezien en zelfs een zeer actief en beweeglijk deel, waar een vlakke opbouw het beeld lijkt te willen bepalen dringt zich tegelijk een ruimtelijkheid van een diagonaal geplaatst been of van een opwaaiende zomerrok op en leegtes dagen er uit tot een invulling door onze fantasie. Ook lijkt vrouwelijke anatomie hier aannemelijk zelfs waar van de verhoudingen maar weinig klopt. En daarbij: al zulke tegenstrijdigheid blijkt gevangen in een contourlijn die de vormen zo kraakhelder omsluit dat ze op zichzelf bezien de loutere ondubbelzinnigheid doet verwachten. Maar ook dat is dus nog een tegenstrijdigheid. En ze boeit het oog niet minder dan het vrouwelijke schoon waarin ze blijkt gevangen. De vrouwelijke gestalt boeit Marlies Appel dan ook vooral om de formele kansen die zij biedt. Aldus bekeken zijn vrouwen interessanter alleen al door hun garderobe, zolang tenminste het kostuum niet een broekpak is. Wat het oog van Marlies Appel bevalt zijn bijvoorbeeld rokken die wijd genoeg zijn om het lichaam te kunnen omgeven met een rijkdom aan plastische vormen; vormen die ook de omringende ruimte betrekken in het spel. Bovendien is Marlies Appel zelf een vrouw, een omstandigheid die haar juist de lichamelijkheid van haar figuren doet aanvoelen als was het de hare. Waar het aankomt op het scheppen van een aannemelijk beeld van de anatomie, speciaal bij al die beweeglijkheid van armen en benen en torsen, komt zulk begrip de kunstenaar van pas.

Bij het ontstaan van deze tekeningen blijkt een dergelijk begrip geen overbodige luxe. Hoe complex soms ook van houding en beweging, de meeste van deze vrouwen zijn in een proces van improvisatie vorm voor vorm op het witte folie opgebouwd. De herkomst van de vormen is de fantasie, zij het een fantasie die genoeg met herinnering is verzadigd om te kunnen lijken op de werkelijkheid, en het begin was niet zelden abstract. Maar uit zulke abstractie moest dus wel een gestalte groeien: een vrouw, met genoeg leven in de leden om bij alle abstractie ook nog een

aannemelijk en herkenbaar lichamelijk wezen te zijn. Een vrouwelijk wezen, zo wil dus het geval, daar het een vrouw was die zich er als eerste wilde en kon herkennen.

 

Hans Sizoo, Kunstbeeld, 2004.

 

Tekenkunst gaaf gepresenteerd

Bij binnenkomst in de galerie lijkt er niets te zien. Waar is de kunst? Midden in de ruimte staat wel een grote witte ‘tafel’, waarvan het blad is opgedeeld in verticaal scharnierende platen hout. Daar moet je dus onder kijken, want daar zitten twaalf tekeningen onder verborgen. Marlies Appel heeft iets met tafels, want dit is minstens de derde keer dat zij haar tekeningen presenteert, liggend op het vlak van een tafel. Bovendien schermt ze hier door die houten kleppen af tegen het daglicht. De kleppen van multi-plex hebben iets weg van de ‘klappers’ van de lagere school-banken, van heel lang geleden, Marlies Appel is geboren in 1945. Het geheel ziet er gaaf uit: zo verwacht je geen tentoonstelling van tekenkunst. En tekenkunst in de ware zin van het woord is het zeker, wat hier wordt gepresenteerd. De kennismaking met dit type werk vond eerder plaats in de Vleeshal, in een groepsexpositie bij Schouten & De Vries en in haar bijdrage aan een groepstentoonstelling van Nederlandse tekenkunst, onlangs in het Amsterdamse Stedelijk Museum. Nemen we er een tekening uit voor een beschrijving. Op afstand bekeken lijkt het alsof het potlood eenvoudig de contour volgde van een boomblad. Dichterbij gekomen daar moet je vanuit gaan is er veel meer te zien: in die contour zie je allemaal evenwijdig golvende ‘hekwerkjes’, ook stippellijnen die ‘paaltjes’ lijken te verbinden. En links, aan de onderkant van zeg maar het ’blad’, vertoont zicht een klontering van potloodlijnen alsof Appel hier een hoop kikkerdril tekende, met middenin de puntjes van de zwarte cellen. De beschrijving is persoonlijk, want iedere omschrijving kan vervangen worden door ander woordgebruik. Dat is kenmerkend voor de figuren, perspectieven, het lijnwerk op deze bladen. Van Appel’s fantasie gaat zeker niet lukraak zijn gang; aanvullend of contrasterend verbeeldt ze bijna onmogelijke ‘figuren’ die alleen kunnen bestaan op het platte vlak. Zorgvuldigheid, soms bijna een Hollandse ‘zuinigheid’, is het kenmerk van haar stijl. De inhoud is een droomfiguur, onbestaanbaarheid, hoe dan ook een persoonlijke fantasie.

 

Jan Zumbrink, Haarlems Dagblad.

 

Schijnarchitectuur als inventieve tekenkunst

Een eerste, nog argeloze blik op het nieuwste werk van Marlies Appel: kleuren, duidelijk met de hand uitgewerkte kleuren als blauw, grijs, zwart, groen, bruin, oranje, oker. Dat is de achtergrond voor heldere tekeningen, een soort maquettes, schijnarchitectuur of transparante ‘gebouwtjes’. Alleen, ze zijn echt schijn: mogelijk zijn ze te realiseren in karton, perspex of triplex.

Het zijn eigenlijk compacte ideeën om ruimte te scheiden van ruimte. Dit werk, dat ontstaan is in Overveen, ligt in het verlengde van wat uit de handen komt van een architect: hoe stelt die zich een solo voor, een garage, een paviljoen, een verbindingstoren, een vakantie-woning?

De koele serie van vier bladen in het kantoortje, de twee blauwe bladen en de serie van zes in de voorruimte van de galerie – stuk voor stuk wekken ze de suggestie van ruimtelijke ontwerpen. En toch maakt Marlies Appel ze niet in de hoedanigheid van architect. We zijn gewend haar te ontmoeten in de sfeer van vrije kunst. Dat was ook in mei 1992 de teneur van haar eerste solo in deze galerie. Voor wie dat nog wil terugzien, ligt er een stapeltje oudere tekeningen in potlood. Daarop is goed te zien hoe nauwkeurig zij al architectonische details opnam in het geheel van de compositie. Het is net alsof zij niet wil verloochenen dat ze in de jaren zeventig de Rietveld-academie voltooide.

Rondlopend in haar expositie is het niet moeilijk je uit te spreken voor deze of gene tekening, het hangt af van je kleurkeuze. De serie als geheel maakt indruk; het genre mag dan wel beproefd zijn, ongeacht of het een architect, vrij kunstenaar of zelfs een uitvinder betreft- dit werk is zeker inventief. Het is visueel onderzoek en dat maakt het pas echt interessant voor de minnaar van tekenkunst.

 

Jan Zumbrink, Haarlems Dagblad.

 

Over Marlies Appel

Marlies Appel heeft van het tekenen een aangrijpend en indringend proces gemaakt, dat de beschouwer zowel behaagt als op zichzelf terugwerpt. Goede kunst geeft gelegenheid tot het verwerven van zelfkennis, zo ook het werk van Marlies Appel. Soms is er sprake van een opmerkelijke discrepantie tussen de tere tekenwijze en het beeld en ook deze zet de beschouwer aan het denken. Haar presentatie in het Stedelijk Museum was zo anders, zo eigen, dat hij me altijd bij zal blijven. Hierin namelijk werd je, doordat het werk liggend, horizontaal getoond werd, als je goed keek, ook nog in het proces van het maken, in de handeling van het feitelijke tekenen betrokken. Tegelijkertijd was duidelijk, dat hier een heel oorspronkelijke en in wezen onnavolgbare wereld van beelden zich voor je ontvouwde. De oscillatie, het heen en weer gaan tussen ver weg en nabij, tussen bekend en zeer vreemd, tussen het zelf en de ander is de grote kwaliteit van het werk van Marlies Appel.

 

Sipke Huismans


De Tafelschikking van Marlies Appel

De komende maand is Lighthouse het domein van Marlies Appel. Zij laat voor deze gelegenheid slechts een aspect van haar tweeledige oeuvre zien: de tekeningen. De objecten blijven buiten beschouwing. Maar ook als afwezige grootheid blijven ze in de getoonde tekeningen doorwerken. Dat heeft o.a. tot gevolg dat Appel veel aandacht geeft aan de presentatie van de tekeningen: die wijkt af van het doorsnee ophangen aan de muur. Ook in de presentatie wordt de tekening meer als object behandeld. In galerie Apunto maakte zij eerder een installatie met tekeningen op schappen; een ensemble dat aan een bibliotheek deed denken. Evenals boeken konden de tekeningen opgepakt en teruggezet worden. Staan, in dit geval op een schap, is niet des tekening: een tekening hangt, een object staat of ligt. Ook uit de wijze van inlijsten blijkt een benadering die normaal niet een tekening ten deel valt. De bladen worden slechts tussen twee tekeningen geklemd; dat geeft een opener indruk dan de onpersoonlijke lijst, die de zaak geheel en al afdicht. Het houdt zo de suggestie dat de glasplaten slechts open hoeven worden geklapt om de bladen op de hand te kunnen bekijken. Een ander door Appel toegepast procedé is het vatten van de tekening in glas en lood, een techniek die veel meer van het glas uitgaat dan de inhaal manoeuvre, waarin het glas slechts als niet bij het werk horende laag aanwezig is. In Lighthouse bestaat de presentatie uit een grote tafel, waarop de tekeningen zijn gegroepeerd. Je kijkt er op neer zoals boeken of landkaarten in vitrines. Bibliotheek en vitrine beiden refereren aan stille ruimtes waarin studie bedreven wordt. Dit alles is niet voor niks. Laat ik me echter haasten te zeggen dat Appels’ motieven weinig van doen hebben met modieus denken over presentatie. Al is dat wat hier gebeurt. Niet bij wijze van uitspraken doen ofwel – het cliché wordt nog vaker gebruikt op zijn Engels- ‘statements’ over presentatie als doel op zichzelf. Maar omdat de studieuze aandacht passend is voor het soort tekeningen dat Appel beoefent. Haar tekeningen zijn eerder om gelezen te worden, dan dat ze een ‘frontale impact’ hebben die zich meteen aan het netvlies kleeft. Een belangrijk aandeel in het tekenen van Appel heeft het mechaniek van de herinnering. Dat brengt ons op een andere reden waarom de tekeningen in dit geval een plaats op de tafel hebben gekregen. Net als in een familiekring heeft iedere tekening zijn vaste plaats die de individualiteit benadrukt binnen de samenhang van verwantschap. “Door je alleen al de plek te herinneren waar iemand zat aan tafel, schieten je ook weer andere dingen te binnen”, zoals Appel opmerkt. De geliefde naaldhakken van haar moeder bijvoorbeeld. Of de wat laboratoriumachtige spullen van haar vader. Soms beiden in een constructie samengebracht. Want dat is een ander kenmerk van haar tekeningen: de ‘onnavolgbare functionele logica’, zoals een criticus het eens noemde. Constructies volgens een eigen mechanica, een eigen bewegings- en warmteleer.

 

Pieter Entrop, 1991

 

Marlies Appel

In de Amsterdamse galerie Apunto presenteert Marlies Appel tekeningen en wandsculpturen. Tweeëndertig tekeningen zijn op schappen geplaatst, waardoor een kabinet van leesplanken is ontstaan. In combinatie met een vijftal wandsculpturen wekken de tekeningen de indruk schetsen te zijn voor de meer stellige beelden. Toch zijn de tekeningen geen toelichting op kleine sculpturen. In verschillende vormen omlijsten loodranden zowel haar tekeningen als haar aan de wand hangend werk. Appel tekent alsof ze de kijker probeert uit te leggen hoe de mechanische werkelijkheid zich verhoudt tot haar eigen belevingswereld. In een wat stugge naïeve stijl zijn mens en diergezichten gesitueerd in constructies van draden, katrollen, trechters, pijpen en spiegels. Metamorfosen veroorzaken de steeds terugkerende gesuggereerde beweging in haar werk. Haar resultaten leidennaar wonderlijke dilemma’s, die eerder vragen oproepen dan beantwoorden. Zelf zegt ze over haar werk: ‘Ik probeer een wereld te scheppen die het midden houdt tussen werkelijkheid en illusie, je zou jet kunnen bouwen maar het bestaat alleen op de tekening’.

 

Mark Peters, de Volkskrant 1989.

 

Zoals Alice

In de loop der jaren zijn de tekeningen van Marlies Appel steeds pregnanter geworden. Was vroeger het handschrift bepalend en vormde een thema de voorwaarde – ik denk aan de lange en prachtige ‘zwanenreeks’- nu is het werk veel rijker aan beelden. Wat opvalt is het ruimtelijke karakter in de voorstellingen. Ze lijken vaak op gedroomde constructies waarin het tekenen op bouwen lijkt. Niet berekenend, maar tastend, alsof er tekenend vat op de gedachte wordt gekregen en er bestaansrecht aan wordt gegeven. De tekeningen zijn klein van formaat en vol concentratie als stills uit een grote gedachtenstroom. Ze tonen een grote variatie in verschijningsvorm. Elk onderwerp vraagt om zijn eigen stijl. Dat wat verteld moet worden, dirigeert de tekentoon; sluimerend of hard, ingetogen of onbezonnen, verheven of populair. In één van de tekeningen meen ik het uitgangspunt te herkennen: twee fotoportretten zoals je die kunt aantreffen op een tafeltje of kastje van eega of kind. Op de tekeningen resteren er nog omlijstingen die spiegelende – dat wil zeggen complementaire kleurvakken omvatten. De anekdote is getransformeerd tot fenomeen, de gebruikelijke, herkenbare betekenis is geabstraheerd tot een specifieke autonome betekenis. Deze gang van zaken vormt een deel van het vocabulaire van Marlies. Wat eenmaal is uitgevonden, wordt taalteken en reist mee naar de volgende tekeningen, wordt kenmerk van haar beelden. De tekeningen dragen als het ware een eigen wereld. Ze tonen een algemene, te achterhalen geschiedenis en getuigen tegelijkertijd van een persoonlijke, onthullende geschiedenis. Om het beeld te verstaan, is het voor de toeschouwer niet nodig zich te verplaatsen van de voorstelling naar het afgebeelde, als een bestaand gegeven buiten de tekening. De confrontatie is direct; hoe enkelvoudig het beeld ook kan zijn, de associaties zijn talrijk. Mijn blik wil in de voorstelling ronddolen, mijmerend reizen. De tekeningen zijn nooit ingewikkeld, wel vaak onwaarschijnlijk. Allerhande metamorfosen verlevendigen hen; vast wordt vloeibaar, constructie wordt atmosfeer; stilstand wordt beweging; kleur wordt ding, of omgekeerd. Verbindingen, lijnen – letterlijk en figuurlijk- worden gesuggereerd: stromen; pijpen; trechters; spiegels; draden. Alles is in beweging. Niets is waar en alles klopt. Zoals in ‘Through the looking glass’ wanneer Alice door de spiegel stapt. De dimensie valt niet te peilen. Zoals op het moment waarop je starend in het reflecterende glas je spiegelbeeld niet langer kunt aanvaarden als de reproductie van je eigen beeld, maar in dat beeld andere waarden, andere werkelijkheden wilt lezen. Marlies is er echter niet op uit de toeschouwer op het verkeerde been te zetten, het gaat er haar niet om als een goochelaar een illusie te creëren, zij wil haar achterhalen. De goochelaar wil verwarren, hij verhult, Marlies Appel maakt zichtbaar.

 

Frans Oosterhof, september 1989

 

 

^ back to top